Nieuws is wat men nog niet wist voordat het nieuws er was. Het is het verslag van wat er gebeurde, of de aankondiging van wat staat te gebeuren.
Meestal wordt nieuws gemaakt door journalisten. Iedereen mag zich journalist noemen, je hoeft er geen diploma voor te hebben. Het is de taak van een journalist om mensen zo goed en zo eerlijk mogelijk te informeren. Dat is voor de meeste journalisten een erekwestie die ze serieus nemen.
De journalist kiest vervolgens wat er in het nieuws wordt verteld. Nieuws is altijd een keuze. Als iemand selecteert, laat iemand dus ook dingen weg. Want anders wordt het filmpje, artikel of de reportage te lang, of te onbegrijpelijk. Je kunt dus verschillende versies van hetzelfde nieuws vinden. Wel moeten de feiten kloppen en zijn er nog veel regels waar de journalist aan moet voldoen.
Vaak is een journalist in dienst voor een mediabedrijf wat nieuws maakt. Denk aan kranten, tijdschriften, omroepen, radiozenders, tv-stations, nieuwswebsites, apps met nieuws, noem maar op. Als journalisten bij een van deze mediabedrijven in dienst zijn, volgen ze de regels van dat bedrijf op.
De meeste bedrijven die nieuws brengen, hebben afspraken opgeschreven waar nieuws aan moet voldoen. Ook staat daarin opgeschreven wat een journalist wel en niet mag doen. De meeste journalistieke bedrijven hebben een redactiestatuut. Dat is een voor iedereen te lezen stuk waarin de afspraken staan waaraan de journalisten zich moeten houden. Meestal staat daarin dat journalisten alles mogen vertellen wat ze willen, ook als dat tegen de belangen ingaat van het nieuwsbedrijf zelf. Een negatief verhaal over een populair merk wat ook adverteert bij de zender van de journalist, mag de journalist toch maken. Zelfs als het een commerciële zender is die leeft van reclames verkopen.
Ook zijn er journalistieke codes, die voor alle journalisten gelden en niet alleen voor het bedrijf waar ze werken. Een bekende is de Code van Bordeaux. Daar staat bijvoorbeeld in dat journalisten feiten moeten brengen, het moet echt gebeurd zijn en het moet te controleren zijn. De journalist kent de bron (de persoon/personen) van het verhaal en heeft het verhaal gecontroleerd. In de code staat ook dat een journalist niet mag liegen en bewust dingen mag achterhouden.
Nieuwsbedrijven spreken ook af dat er hoor- en wederhoor moet zijn. Dat betekent dat je niet één kant van het verhaal vertelt, maar ook dat van de tegenstander, of andere partij. Een regel is dan ook: één bron is geen bron. Pas als twee of meer mensen iets bevestigen, weet je dat het klopt.
De overheid mag ook niet bepalen wat de journalist wel of niet mag melden. Dat gebeurt ook niet in Nederland. Niemand wil dat later ontdekt wordt dat een journalist stiekem werd gestuurd door de regering. Bedrijven mogen ook niet een journalist betalen voor een positief verhaal over hun bedrijf.
In Nederland kan je, als je het niet eens bent over een nieuwsverhaal, naar de rechter stappen. Die is onafhankelijk en zal beoordelen of de journalist betrouwbaar en juist heeft gehandeld. Ook is er de Raad voor de Journalistiek, waar je met klachten terecht kan. Die beoordeelt of de journalist zorgvuldig is geweest, maar deelt geen straf uit.
Al deze afspraken garanderen dat je onafhankelijk nieuws kan krijgen in Nederland. Dat is belangrijk, want alleen zo weten we wat er in de wereld gebeurt en alleen zo kunnen we daar zelf een mening over vormen. Het meeste nieuws in Nederland komt zo tot stand. Af en toe zit er een onzorgvuldige journalist tussen, of blijkt een verhaal toch niet te kloppen. Of wordt iets verkeerd begrepen, of niet goed gecontroleerd. Het blijft mensenwerk. Maar een goede journalist herstelt z’n fout, ook al valt dat soms niet zo op als het eerder vertelde verhaal. Aan al deze dingen herken je onafhankelijk en betrouwbaar nieuws.
Sommige mensen geloven niet dat journalisten de waarheid brengen. Ze noemen nieuwsbrengers ‘Mainstream Media’ en bedoelen daarmee dat ze ongeloofwaardig zijn. Dat zeggen ze bijvoorbeeld, omdat ze vinden dat hun eigen mening niet goed wordt verteld door die Mainstream Media. Als je zelf erg overtuigd bent van iets en je ziet dat niet terug in het ‘gewone’ nieuws, denk je misschien dat die journalisten niet betrouwbaar zijn. Of omgekocht, of partijdig zijn. Sinds de corona-uitbraak zijn meer mensen gaan twijfelen aan de rol van de overheid bij de bestrijding van deze besmettelijke ziekte. Ze halen hun kennis van sociale media of krijgen dat doorgestuurd van vrienden. Hun twijfels bij de corona maatregelen zien ze niet terug bij de mainstream media en daarmee vertrouwen ze die niet meer.
[Journalisten van de NOS worden bedreigd en halen NOS Logo’s van hun busjes af] – tekst over de link naar de video van (c) EenVandaag – AVROTROS 2020
Misschien dat de twijfels over journalisten ook komen, doordat er veel verschillende versies van dezelfde verhalen worden gemaakt. Dat heeft te maken met de achtergrond van het nieuwsbedrijf. Je hebt conservatieve en rechtse kranten, zoals De Telegraaf en het AD, en progressieve, linkse kranten als De Volkskrant en Trouw. Bij publieke omroepen speelt hetzelfde. De VARA was altijd een linkse omroep. In hun nieuwsprogramma’s maakten ze verhalen die daarbij pasten. Een omroep als WNL is rechts en maakt een andere versie van eenzelfde gebeurtenis. De journalisten kunnen andere keuzes maken, andere delen weghalen, andere mensen interviewen. Dat heeft invloed op het verhaal.
Wat niet mag verschillen, zijn de feiten. Dat wat echt is gebeurd, wat ooggetuigen vertellen, of wat een journalist zelf heeft gezien of gehoord. Dat blijft een belangrijk verschil met verhalen die niet door journalisten zijn gemaakt maar door mensen die hun eigen waarheid willen vertellen. Die laten bewust dingen weg of verzinnen er dingen bij. Dat is nepnieuws.
(In deze video leggen de mensen van het Jeugdjournaal uit waarom nepnieuws herkennen steeds lastiger wordt).
Nu op internet iedereen zelf iets kan posten, lijkt het soms wel of er 17 miljoen journalisten in Nederland wonen. Berichten van mensen zoals jij en ik staan op sociale media tussen de verhalen van journalisten. Je ziet soms het verschil niet eens. Ze lijken daarmee even belangrijk en betrouwbaar, maar dat zijn ze niet. Als iemand iets schrijft zonder dingen gecontroleerd te hebben, geen hoor- en wederhoor heeft gedaan, misschien betaald wordt om iets te vinden, of gewoon op zoek is naar veel kliks om via advertenties geld te verdienen, dan is dat geen journalistiek. Deze verhalen kan je dan beter niet delen. Anders help je mee aan het verspreiden van onbetrouwbare verhalen.
Dat je niet alles gelooft wat je online tegenkomt, is niet vreemd. Je hoeft het ook niet overal mee eens te zijn wat er in het nieuws wordt gezegd. Wel is het belangrijk dat als je iets deelt op internet, je dan weet of je betrouwbaar nieuws deelt of dat je een mening of zelfs nepnieuws verspreidt. Een journalist die volgens codes werkt en onafhankelijk van zijn werkgever alles mag melden wat hij/zij/hen wil, die kan je vertrouwen. Als je bij meerdere nieuwsmerken het verhaal controleert, zal je zien dat die in grote lijnen hetzelfde verhaal berichten. Dit verhaal kan je dus geloven omdat je er vanuit kan gaan dat dit betrouwbaar nieuws is.
Twijfel je of een afzender betrouwbaar is, dan zijn er plekken om dit te controleren. Maar let op, er zijn ook veel sites waar lijsten staan die alleen de smaak van één persoon weergeeft. Op deze niet volledige lijst https://sites.google.com/site/dehoaxwijzer/valse-nieuwssites zie je sites waar je maar beter niet op kan vertrouwen. Maar naast websites zijn er ook veel berichten op sociale media die van gewone mensen komen. Die mensen kan je niet elke keer zelf controleren. Wel kan je deze checklist gebruiken. Twijfel je? Dat is meestal terecht.
Uit onderzoek blijkt dat de meeste Nederlanders nieuwsbedrijven, zoals NOS en ANP (Algemeen Nederlands Persbureau), vertrouwen. Toch ziet Robert van der Noordaa het aantal mensen wat in eigen verhalen wil geloven toenemen. Robert is onderzoeksjournalist en hij speurt naar hoe online nep-accounts worden gebruikt om nepberichten te versturen. Hij was de man die ontdekte dat zanger Dotan zijn eigen fan-berichten schreef vanaf nep-accounts. “Zeven jaar geleden hadden we nauwelijks nepnieuws, wat zich via sociale media verspreidde. Nu is het aan de orde van de dag. Een fors percentage van de mensen stuurt nepnieuws door, ook als ze wel weten dat het niet klopt. Inmiddels is de groep mensen die niets meer geloofd van wat er in het NOS Journaal wordt verteld wel zo’n 20 procent van de bevolking geworden. Dat is fors hoor! Dat gaat ook politieke gevolgen hebben.” Daarom vindt van der Noordaa het enorm belangrijk dat iedereen leert om nieuwswijs te worden. “De overheid moet daar veel geld in steken. Allereerst door betere scholing, kinderen moet van jongs af aan nieuwswijs gemaakt worden. In landen als Finland en Litouwen doen ze dat al heel goed. Maar ook de journalistiek moet geholpen worden. Met gespecialiseerde onderzoeksjournalisten kun je verspreiden van nepnieuws tegengaan. Dat is heel duur en komt daarom niet veel meer voor. Maar als mensen iets op Facebook lezen en denken dat het wel waar moet zijn, dan moet er echt nog veel gebeuren.”
De NPO ontwikkelt een keurmerk voor inhoud van de publieke omroep. Dat is geen kwaliteitstempel maar wel een echtheid-keurmerk. Je kan dan zien dat de video, het fragment of het artikel zo is bedoeld en niet gemanipuleerd of bewerkt door iemand anders dan de omroepen. NPO woordvoerder Thijs van Soest zegt daarover: “Het is steeds eenvoudiger om video, audio of tekstberichten te maken die nep zijn. Met dit keurmerk kunnen mensen checken of een video echt van de publieke omroep is en niemand eraan heeft zitten rommelen.”